Leidsevaart

De Leidsetrekvaart of Haarlemmertrekvaart was vroeger een beroemde transport route voor de inmiddels vervangen trekschuiten. Hierbij werd een ongemotoriseerde platbodem door paardenkracht  en touwen voorgetrokken. Deze route voer vanaf Leiden tot aan Haarlem en uiteraard andersom . De Leidsetrekvaart vindt dan ook haar oorsprong in de uitlopers van de Kagerplassen en komt via de nieuwe Gracht in Haarlem uit in het Spaarne. Het Leidse deel van dit water heet officieel Haarlemmertrekvaart, maar onder de vissers wordt het gehele traject gewoon Leidsevaart genoemd. Dit onjuiste gebruik van de term Leidsevaart maakt dat dit water nog wel eens verward wordt met de Leidsevaart die van het Aarkanaal (Paperveer) naar de Braassemermeer loopt. Misschien komt dit door dat veel vissers uit de Bollenstreek zelf aan de Leidse kant van de Vaart opereren en noemen de Haarlemmers op hun beurt deze vaart juist Haarlemmertrekvaart. Voor het overgrote deel is dit water alleen vanaf de Noordwest zijde te bereiken, enkele uitzonderingsstukken daar gelaten. Dit is deels gestuurd door de spoorlijn die parallel ten oosten van deze vaart loopt Tussen Hillegom en de Zilk ligt een stukje die ook vanaf de Zuidoost zijde goed te benaderen is. In Haarlem zelf kan men wel aan beide kanten van deze vaart komen. Dit water kent vele zijtochten en heeft op meerder plaatsen een doorgang naar de Ringvaart van de Haarlemmermeer. 

Door deze vele zijtochten en het feit dat dit water met zijn vele vaste bruggen voor de pleziervaart geen lekkere uitdaging is, maakt dat dit water juist in het voorjaar uitstekend dienst doet als paaiwater voor allerlei soorten witvis. In deze tijd van het jaar, eind april begin mei, worden dan ook regelmatig vangsten van ver over de 20 kilo geboekt. In de overige jaargetijden mag men zich reeds spekkoper noemen wanneer men rond de 5 kilo vis vangt. Het overgrote deel van de Brasem trekt weer terug naar dieper water en slechts de wat kleinere exemplaren blijven achter. Het water varieert van 15 tot 30 meter breedte en is over de gehele lengte zo een 1½ meter diep. Op de meest recente waterkaarten van de ANWB staat dan wel dat ter hoogte van Lisse en Hillegom 2½ meter water zou moeten staan, echter ik heb dat nog nooit kunnen vinden. Alleen het stuk in Haarlem is iets dieper omdat daar nog wat meer scheepvaart plaatsvindt. Aan de kanten van de vaart staat veel riet, echter niet in die dikke kragen welke iedere vorm van benadering onmogelijk maken. Het zijn mooie kleine plukjes riet verdeelt over enkele meters waarna dan een kaal stuk of een bed met waterlelies volgt. Aan de kant is het ondiep en willen er op de bodem nogal wat stenen (bouwpuin) liggen . De bodem is zeer zacht en modderig en wanneer er gespuid wordt kan er een stevige stroming ontstaan. Bij zulk een trek ondervindt men veel hinder van vuil aan de haak en lijn. Langs de niet bereikbare kant  van de vaart liggen veel landbouwgronden. Soms kan het wel eens vervelend zijn wanneer een boer juist wanneer jij zit te vissen met zijn trekker heen en weer lang jou plekje rijdt.Trek je dit niet te veel aan, de vis is het gewent en de boer moet toch zijn werk doen. Alleen wanneer men aan het sproeien is met weet ik wat voor een rotzooi dan moet je benen maken wanneer de wind jou kant uit blaast. Steeds vaker zie je ook de doorgewinterde karpervisser aan de Leidsevaart neerstrijken. Ook daarvoor geldt dat in het voorjaar de karper in grote getallen de vaart intrekt om voor het nageslacht te zorgen. Net voor en na deze paai heeft de karper, net als de meeste witvissoorten, last van een vreetmanie. Het maakt dan niet uit wat je hem voorschotelt, als het maar veel eb vers is. Niet zelden  overkomt het een witvisser dat hij een karper op zijn vaste stok of Feeder krijgt. In het eerste geval ben je meestal kansloos, met de Feeder is het zaak om de lijnklip vliegensvlug los te maken zodat de slip zijn dienst kan doen.  De lokale visverenigingen maakte tot enkele jaren geleden veel gebruik van de Leidsvaart als soort stamwater. De zomeravondwedstrijdjes op de dinsdagavond waren beroemd (of berucht) tot in de wijde omtrek. Wat heeft gemaakt dat deze bij de eeuwwisseling zijn afgeschaft is mij nooit duidelijk geworden maar voor zover ik weet bestaan deze niet meer. Dit jaar, 2002, worden half mei de selectiewedstrijden voor de Jeugd in de Leidsvaart gevist. Omdat de jeugd het met de 9½ meter stok moet doen wacht hun een lastige taak. De kop en staartplaatsen zullen hier duidelijk in het voordeel zijn wat maakt dat je ook een beetje geluk met de plaatstoewijzing moet hebben. 

Bekende wedstrijdparcoursen zijn vanaf Lisse tot aan de Zilk. Dit omdat je hier een redelijk graskant hebt en tussen Lisse en Hillegom bovendien het voordeel dat de weg vanaf beide kanten doodlopend is. Het stuk tussen Leiden en Lisse kant wel leuke plekkjes maar onvoldoende groot om een behoorlijke wedstrijd aan te vissen. De zomeravond wedstrijdjes werden wel veelal ter hoogte van Noordwijkerhout gehouden, maar het kantje is daar smal en steil.

Het schijnt dat de Leidse Hengelaarsbond bezig is de visrechten in het Leidse stuk van de Trekvaart te pachten. Wat dit voor de wedstrijdvisser gaat betekenen weet ik nog niet maar voor de vrije visser zal dit niet veel uitmaken wanneer men zich tot een hengel beperkt. Voor het vissen met meerdere hengels zult u waarschijnlijk lid van deze bond moeten worden. De zelfde regels gelden al jaren voor de Ringvaart met dat verschil dat deze van de Leidse, de Haarlemse en de Amsterdams samen is waarbij het lidmaatschap van een van deze drie verenigingen volstaat.